De resolutie van 4 oktober 2023 van het Europees Parlement over de harmonisatie van de rechten van autistische mensen heeft directe betekenis voor Nederland, ondanks haar niet-bindende karakter. Juist omdat Nederland zich profileert als mensenrechtenstaat en partij is bij het VN-Verdrag Handicap, legt deze resolutie bestaande tekortkomingen in wetgeving, beleid en rechtsbescherming scherper bloot.
1. Nederland in Europees perspectief: formele naleving, materiële tekorten
Nederland beschikt over een uitgebreid wettelijk kader op het gebied van gelijke behandeling, onderwijs, zorg en maatschappelijke ondersteuning. In formele zin lijkt daarmee aan Europese en internationale verplichtingen te zijn voldaan. Het onderzoek naar discriminatie op basis van neurodivergentie laat echter zien dat materiële gelijkheid structureel uitblijft.
Autistische en andere neurodivergente mensen ervaren:
-
ontoegankelijkheid bij overheidsprocedures;
-
beperkte erkenning van ondersteuningsbehoeften;
-
en een hoge mate van afhankelijkheid van lokale interpretaties en beleidsvrijheid.
De Europese resolutie benoemt precies dit probleem: wanneer rechten en voorzieningen sterk nationaal (of zelfs lokaal) verschillen, ontstaat rechtsongelijkheid die vrije verplaatsing, participatie en toegang tot voorzieningen belemmert. Voor Nederland betekent dit dat het argument “we voldoen aan de wet” onvoldoende is wanneer de feitelijke uitkomst structureel discriminerend is.
2. Harmonisatie en het Nederlandse decentralisatiemodel
Een spanningsveld dat in Nederland extra scherp speelt, is de combinatie van Europese harmonisatie en nationale decentralisatie (met name in onderwijs, Wmo en jeugdzorg). De resolutie maakt duidelijk dat verschillen tussen lidstaten problematisch zijn, maar dezelfde logica geldt binnen lidstaten wanneer decentralisatie leidt tot postcode-afhankelijke rechten.
Voor de Nederlandse rechtspraktijk is dit relevant op twee niveaus:
-
Bestuursrechtelijk: besluiten van gemeenten en samenwerkingsverbanden moeten niet alleen worden getoetst aan nationale wetgeving, maar ook aan hogere mensenrechtelijke normen.
-
Beleidsmatig: structurele verschillen tussen gemeenten kunnen wijzen op indirecte discriminatie, zeker wanneer neurodivergente mensen daardoor voorzieningen mislopen.
De resolutie versterkt daarmee het argument dat decentralisatie geen rechtvaardiging mag zijn voor ongelijkheid.
3. Intersectionele discriminatie: een gemiste toets in Nederland
Het Europees Parlement roept lidstaten expliciet op om intersectionele discriminatie van autistische mensen aan te pakken. Dit legt een pijnpunt bloot in de Nederlandse rechtsbescherming. In klachtenprocedures, onderzoeken en rechtszaken wordt nog grotendeels uitgegaan van één discriminatiegrond tegelijk.
Juist neurodivergente mensen die ook tot andere kwetsbare groepen behoren (zoals vrouwen, mensen met een migratieachtergrond of mensen in armoede) worden disproportioneel geraakt. De Nederlandse praktijk:
-
herkent deze stapeling onvoldoende;
-
heeft weinig methodieken om deze juridisch te duiden;
-
en biedt meldpunten en rechters weinig houvast om dit systematisch te toetsen.
De Europese resolutie biedt hier een duidelijke legitimatie om meervoudige en intersectionele toetsing expliciet te eisen in nationale procedures.
4. Betekenis voor advocaten en belangenbehartigers
Voor advocaten en belangenbehartigers is de resolutie een strategisch instrument. Zij kan worden ingezet:
-
als interpretatiekader bij open normen (zoals “redelijke aanpassing” of “evenredigheid”);
-
ter onderbouwing dat structurele tekortkomingen niet louter individueel zijn;
-
en om aan te tonen dat Nederland tekortschiet in de effectieve uitvoering van mensenrechten.
De resolutie ondersteunt een verschuiving van individuele foutcorrectie naar structurele rechtstoetsing, in lijn met het VN-Verdrag Handicap.
5. Betekenis voor meldpunten, inspecties en onderzoeksbureaus
Voor meldpunten en toezichthouders is de resolutie een expliciete opdracht om:
-
autisme en neurodivergentie zichtbaar te maken als discriminatiegrond;
-
intersectionele patronen te onderzoeken;
-
en Europese en internationale normen actief te betrekken bij beoordeling en rapportage.
Deze kennis is momenteel onvoldoende aanwezig, waardoor discriminatie onvolledig wordt geregistreerd en structurele signalen verloren gaan. De resolutie maakt duidelijk dat dit geen neutrale lacune is, maar een tekortschieten van de beschermingsfunctie van de staat.
6. Van Europese oproep naar nationale verantwoordelijkheid
Dat de resolutie is doorgestuurd aan de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie en de nationale parlementen onderstreept dat zij bedoeld is als aanzet tot concrete actie. Voor Nederland betekent dit dat:
-
het ontbreken van een samenhangende nationale strategie voor autisme steeds moeilijker te rechtvaardigen is;
-
financiering en beleidscoördinatie expliciet onderwerp van toetsing kunnen worden;
-
en passiviteit kan worden aangemerkt als strijdig met mensenrechtelijke verplichtingen.
7. Conclusie: kennis als sleutel tot doorwerking
De Europese resolutie bevestigt dat de problemen die autistische mensen in Nederland ervaren geen incidenten zijn, maar deel uitmaken van een breder Europees patroon van ontoegankelijkheid en rechtsongelijkheid. Voor de Nederlandse context maakt zij één ding duidelijk: zonder inhoudelijke kennis over neurodivergentie, intersectionele discriminatie en mensenrechten blijft rechtsbescherming formeel en tekortschietend.
Voor advocaten, belangenbehartigers, meldpunten en toezichthouders ligt hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De resolutie biedt het normatieve kader; het onderzoek biedt de empirische onderbouwing. De volgende stap is het consequent benutten van beide in de dagelijkse rechtspraktijk.
Reactie plaatsen
Reacties