In de enquête die is gebruikt voor 'De stem van de neurodivergent' is respondenten gevraagd hoe vaak zij discriminatie ervaren op grond van hun neurodivergentie en hoe vaak op grond van andere persoonskenmerken. Uit de resultaten blijkt dat respondenten aangeven vaker te worden gediscrimineerd vanwege hun neurodivergentie dan vanwege andere gronden. Dit sluit aan bij bredere bevindingen uit eerder onderzoek waaruit volgt dat discriminatie op basis van neurodivergentie veelal onderbelicht blijft in bestaande discriminatiemonitoring, doordat deze doorgaans wordt geschaard onder de brede en heterogene categorie ‘handicap’.
Hoewel in de enquête – met uitzondering van gender – niet expliciet is gevraagd naar andere persoonskenmerken zoals etniciteit, religie of sociaaleconomische achtergrond, laten de resultaten wel een duidelijk intersectioneel patroon zien. Respondenten die aangeven ook tot andere groepen te behoren die structureel een verhoogd risico lopen op discriminatie (zoals non-binaire personen of mensen met een migratieachtergrond), rapporteren vaker discriminatie vanwege hun neurodivergentie. Dit bevestigt het beeld van intersectionele discriminatie, waarbij meerdere kenmerken elkaar niet simpelweg optellen, maar elkaar in specifieke contexten versterken.
De kwalitatieve opmerkingen van respondenten illustreren bovendien hoe deze intersectionele dynamiek zich in de praktijk manifesteert. Meerdere respondenten benoemen dat diagnostiek, hulpverlening en wetenschappelijke kaders historisch zijn ingericht op witte, neurotypische mannen, waardoor neurodivergente vrouwen en neurodivergente mensen van kleur vaker te maken krijgen met misdiagnoses, late diagnoses of geheel uitblijvende erkenning. Deze vorm van epistemische onrechtvaardigheid leidt niet alleen tot slechtere of vertraagde zorg, maar ook tot situaties waarin culturele achtergrond of gender wordt aangegrepen om neurodivergent gedrag te problematiseren of te bagatelliseren, bijvoorbeeld via neerbuigende of stereotyperende opmerkingen.
Deze bevindingen onderstrepen een structureel probleem: zolang neurodivergentie niet als afzonderlijke categorie wordt meegenomen in monitoring, beleid en onderzoek, blijft deze vorm van discriminatie grotendeels onzichtbaar. Het samenvoegen van neurodivergentie met andere vormen van ‘handicap’ verhult wezenlijke verschillen in ervaringen, mechanismen en benodigde beleidsinterventies. Het is daarom gerechtvaardigd om te verkennen wat er met de cijfers gebeurt wanneer neurodivergentie als eigen discriminatiegrond wordt geregistreerd en geanalyseerd.
Met dit onderzoeksproject wordt beoogd bij te dragen aan die zichtbaarheid en daarmee aan beleidsmatige urgentie. Door discriminatie op basis van neurodivergentie expliciet te agenderen, kan worden bevorderd dat beleidsmakers, inspecties en antidiscriminatievoorzieningen deze problematiek serieuzer en systematischer meenemen, en sneller komen tot gerichte maatregelen.
Vervolgonderzoek is daarbij noodzakelijk. Toekomstige enquêtes zullen niet alleen herhaald, maar ook verdiept worden, onder meer door explicieter te vragen naar andere discriminatiegronden en naar specifieke domeinen zoals de gezondheidszorg en het handelen van overheidsinstanties. In dat kader wordt expliciet een oproep gedaan aan neurodivergente personen die meervoudige of intersectionele discriminatie hebben ervaren om suggesties te delen voor vervolgonderzoek, bijvoorbeeld over ervaringen met zorgprofessionals, gemeenten, politie of leerplichtambtenaren.
Ter illustratie en verdieping van de kwantitatieve bevindingen zijn hieronder aanvullende ervaringsverhalen opgenomen, die laten zien hoe deze vormen van discriminatie zich in het dagelijks leven concreet voordoen:
Reactie plaatsen
Reacties